Ingebruikname

In-/uitschakelen

Om de inspectiecamera in te schakelen drukt u op de aan/uit-toets (2). Op het display (5) verschijnt gedurende korte tijd het startscherm.

Aanwijzing: Wanneer bij het inschakelen de camerakabel niet gemonteerd is, verschijnt op het display een foutmelding.

Om de inspectiecamera uit te schakelen drukt u opnieuw op de aan/uit-toets (2).

Als ca. 20 min. lang niet op een toets van de inspectiecamera wordt gedrukt, dan schakelt deze automatisch uit om de batterijen te sparen.

Lamp in camerakop regelen

Om het camerabeeld te verlichten, kunt u de lamp (9) in de camerakop inschakelen en de helderheid regelen.

De helderheid kan in 4 standen worden ingesteld (0 %, 25 %, 50 %, 100 %).

Druk voor het inschakelen van de camera‌lamp (9) en het versterken van de helderheid zo vaak op de toets verlichting/helderheid (4) tot de gewenste helderheid is bereikt.

  • Kijk niet direct in de lamp (9) en richt de lamp niet op andere personen. Het licht van de lamp kan de ogen verblinden.

Druk voor het verlagen van de helderheid en voor het uitschakelen van de cameralamp (9) zo vaak op de toets verlichting/helderheid (4) tot de gewenste helderheid is bereikt of de lamp is uitgeschakeld.

Beeld op het display vergroten (zoom)

Door kort op de toets vergroting (6) te drukken kunt u het beeld op het display met het 1,5-voudige of 2-voudige vergroten.

Zwart/wit-toets

Door kort op de zwart/wit-toets (3) te drukken kunt u het display omschakelen tussen kleurweergave en zwart/wit-weergave. Door zwart/wit-weergave kan bijv. het contrast verbeteren.

Compass View met referentiepunt (Up-Indicator) (zie afbeelding D)

Door lang op de zwart/wit-toets (3) te drukken komt u in de Compass View (e). Het gele referentiepunt (Up-Indicator) geeft daarbij aan waar in het beeld boven zich fysisch bevindt.

Aanwijzing: Beperkte functie bij gemonteerde spiegel (18) en/of bij verticale oriëntatie van de camerakabel (7)

Statusbalk

De statusbalk (a) verschijnt telkens na het drukken op een toets gedurende ca. 2 seconden op het display. Deze geeft het volgende aan:

  • de ingestelde vergroting (b)
  • de ingestelde helderheid (c)
  • de laadtoestand van de batterijen (d)